In de omgeving van Moskou (R.) zijn bij opgravingen botten gevonden, die mammoet-jagers 30.000 jaar geleden gebruikten bij het naaien van kralen op leer.
Rond 10.000 jaar geleden werden er een soort duwstenen gebruikt bij het naaien.
De eerste echte vingerhoeden – en dan wel van brons – inclusief een soort duwvoorwerpen voor de naald werden in het gebied rond de Middellandse Zee gevonden en stammen van 2.500 jaar geleden.
100 jaar n.Chr. zorgden de Romeinen ervoor, dat de bronzen vingerhoed wijd verbreid werd in Europa.
Als Hildegard von Bingen in 1150 jaar intrede in het klooster doet, is de vingerhoed een onderdeel van haar nederige uitzet.
Vanaf 1500 vinden we de eerste fijne kneepjes van het vak in het vingerhoedhandwerk in de stad Neurenberg (D.). De fysicus Paracelsus ontdekte de grondstof zink en zo ontstonden nieuwe messingprodukten, waaronder ook vingerhoeden.
In 1537 ontstond het eerste Neurenbergse vingerhoedgilde.
In 1568 brengt Jost Ammann een boek uit, waarin ver-schillende hand-werken worden afgebeeld, zoals houtsnijwerk en vingerhoedontwerpers met nieuwe technieken.
Vanaf 1628 vinden we in Nederland vingerhoedmolens en wordt er een vingerhoedkartel gevormd.
In 1696 richt Bernhard v. der Becke in Iserlohn (D.) een werkplaats op voor de
vervaardiging van messing vingerhoeden in een watermolen in Sundwig. In
1700 is er sprake van echte vingerhoedindustrie als de Nederlander J.
Lofting in London machinaal vingerhoeden begint te produceren.
Zo zien we in het Rijnland, Sundwig en Iserlohn ook vanaf 1710 de productie op gang komen.
Vanaf 1756 proberen de Zweden d.m.v. spionage achter het geheim van de
vingerhoedproductie te komen. Zo gelukte het Maria Theresia, keizerin
van Oostenrijk, in 1763 vingerhoedontwerpers uit Neurenberg om te kopen
en verstopt in hooiwagens de stad uit te smokkelen.
In 1824 showde
zilversmid J.F. Gabler uit Schorndorf (D.) de door hem ontworpen
vingerhoeden, dit resulteerde in de grootste produktie ter wereld.
Tezamen met Soergel & Stollmeyer in Schwäbisch Gmünd en Lotthammer
in Pforzheim vond in Zuid-Duitsland de allergrootste produktie ter
wereld plaats, terwijl in landen als Frankrijk, Engeland en Amerika ook
het e.e.a. werd geproduceerd.
In 1963 verkoopt de firma Gabler alles aan Helmut Greif, die helaas na herinrichting de hele verzameling in vlammen ziet opgaan.